EFEMERIDE
Het lange trage licht uit
lage luchten
omsluiert els en
wilg met
grijze
nevelslierten.
Het kloppende hart
van de zee
stuwt vruchtbaar
zijn vloed
tussen dijken en
oevers,
over schorren en
slikken en
bij drempels van
dorpen.
Rijen populieren,
onverstoorbaar
overeind,
fluisteren zacht een
afscheid naar het
wuivende riet.
In een laatste rode
gloed
versmelten land en
licht tot
donkere
poldergrond.
|
EPHEMERIDES
La basse lumière
Longue et lente,
Voile saules et aulnes D’opaques guirlandes. La mer trop lointaine Fait vibrer son coeur Dans les veines des rivières. Le flot de ses fruits Féconde les berges, Embrasse les digues, Pour enfin s’arrêter Aux villages bercés. Les feuillages frissonnants Des peupliers bien dressés Dans le ciel, alignés, Murmurent un adieu Aux roseaux en hommage. Un dernier éclat Du soleil, rouge-fondant Avale la boue et Le bois flamboyant. |